Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En Ik heb de Levieten aan Aaron en aan zijn zonen [15]tot een gift gegeven, uit het midden van de kinderen Israels, [16]om den dienst van de kinderen Israels in de tent der samenkomst te bedienen, en om voor de kinderen Israels verzoening te doen, dat er geen [17]plage zij onder de kinderen Israels, als de kinderen Israels tot het heiligdom [18]naderen zouden. 15. Hebreeuws, gegevene gegeven. 16. Dat is, opdat zij door hun personen de plaats van de eerstgeborenen der Israelieten bewaren zouden; zie boven, hfdst.3 vs.7; en door hun dienst de zoenoffers bedienen, die voor allen naar gelegenheid gedaan moesten worden. 17. Gelijk den koning Uzzia wedervaren is; 2 Kron.26:18. 18. Hetwelk de Levieten daarom in hun naam doen moesten.